Dat heet gadelooz’ ontferming,
dat genade, rijk en vrij!
God schenkt redding, schenkt bescherming,
schenkt z’ aan zondaars, schenkt z’ ook mij.
Ja, wanneer mijn onvermogen,
en mijn diep bederf mij smart,
toont mij ’t Godd’lijk Vaderhart
Zijn verlossend mededogen.
God is liefd’, o eng’lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!