Als gij, o vrome, dikwijls hebt gesmaakt,
vermaakt u nu vrij, dat u ’t harte raakt!
Looft God den Heer’ met zingen en met spelen,
en roept vrij uit tesaam met luider kelen:
‘Hadd’ ons de Heer’,
– Hem zij al d’ eer –
alzo niet bijgestaan,
wij waren lang
– ons was zo bang –
al in den druk vergaan!’